Voertuigkennis banden
Ga met de cursor naar het pijltje in de foto om af te lezen wat je ervan moet weten.
Om op een gemakkelijke manier te kunnen onthouden wat je over de banden moet weten, gebruiken we het ezelsbruggetje: P.S.V. K(ampioen)
- De ‘P’ is van ‘profiel’
- De ‘S’ is van ‘spanning’
- De ‘V’ is van ‘ventieldopje’
- De ‘K’ is van ‘kapotte banden’

- Het profiel zijn de groeven over het loopvlak van de band.
- Het profiel zorgt ervoor dat het water bij regen afgevoerd kan worden, zodat de auto niet kan gaan 'aquaplanen'.
- Het profiel dient minimaal 1,6 mm diep te zijn bij zomerbanden en minimaal 4 mm diep bij winterbanden.
In het profiel zijn een soort bruggetjes gemaakt, die aangeven tot hoever de banden mogen sluiten.

De bandenspanning moet goed zijn, want rijd je met te slappe banden, dan:
- verbruik je meer brandstof.
- is de wegligging minder goed.
- ontstaat er een verkeerde slijtage aan de banden.
Hoe hard de banden moeten zijn, zie je in de deurstijl van de auto of in het klepje van de tankdop.
De bandenspanning controleer je bij koude banden (als de auto langere tijd stil heeft gestaan).
De auto geeft op het dashboard aan wanneer de spanning niet goed is.
Soms kun je het ook zien aan de doorgezakte, uitpuilende banden.

Na het oppompen van de banden dien je het zwarte stofdopje weer op het ventiel terug te draaien.
Dit voorkomt dat er vuil inn het ventiel komt en dat er lucht uit de band ontsnapt.

De banden mogen niet beschadigd zijn.
Achterin de auto ligt een reserveband, samen met gereedschap om de band te vervangen.